Ministerraad keurt wetsontwerp minister Van Quickenborne goed
Ernstige misdaden zoals moord en roofmoord zullen niet meer onderhevig zijn aan verjaringstermijnen indien ze de bevolking ernstige vrees hebben aangedaan of tot doel hadden de basisstructuren van het land te ontwrichten of te vernietigen. Op voorstel van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne heeft de ministerraad daarom vandaag een wetsontwerp inzake wijzigingen in het strafprocesrecht goedgekeurd. De minister wil dat er altijd gerechtigheid kan geschieden voor de slachtoffers van zeer ernstige misdaden, ongeacht of de feiten van decennia geleden dateren.
Verjaringstermijnen gaan uit van de idee dat er na het verstrijken van een lange periode sinds het misdrijf geen vervolging meer nodig is. Men acht het namelijk onzinnig om bijvoorbeeld een winkeldiefstal na tien jaar alsnog voor de rechtbank te brengen. Het maatschappelijk nut ontbreekt en de zeer laattijdige bestraffing zou meer negatieve maatschappelijke gevolgen kunnen hebben dan het misdrijf zelf. De wetgever beoogde bij de invoering van verjaringstermijnen maatschappelijke rust en een vorm van rechtszekerheid.
Bij misdaden tegen de menselijkheid, genocide, oorlogsmisdaden en seksuele misdrijven ten aanzien van minderjarigen is er reeds een uitzondering. Deze zaken kunnen nooit verjaren en altijd berecht worden, ongeacht hoeveel tijd er is verstreken sinds de feiten.
Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne wil echter dat ook dat zeer ernstige feiten van moord en roofmoord onder de categorie van uitzonderingen vallen en dat er in deze gevallen geen verjaring meer mogelijk is. Er zijn wel voorwaarden aan verbonden. Deze misdaden moeten van die aard zijn dat ze ofwel een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden, ofwel de bevolking een ernstige vrees aan kunnen jagen, ofwel de overheid of een internationale organisatie proberen te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, ofwel om basisstructuren (de politieke, constitutionele, economische of sociale) van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Deze feiten hebben een dusdanig grote impact op de samenleving dat verjaring, uit maatschappelijk oogpunt, niet te verantwoorden is en er blijvend gerechtigheid moet kunnen geschieden. Bovendien kunnen steeds beter wordende onderzoekstechnieken na decennia alsnog tot een doorbraak leiden in onopgeloste moorddossiers. De nieuwe regeling zou, eens doorgevoerd, mogelijk van toepassing kunnen zijn op terrorismedossiers of bijvoorbeeld het dossier Bende Van Nijvel.
Het opheffen van de verjaring van moord en roofmoord maakt deel uit van een breder wetsontwerp van minister van Justitie Van Quickenborne inzake hervorming van het strafprocesrecht. Tevens wordt het principe van stuiting (onderbreking van de verjaringstermijn) afgeschaft en zal verjaring niet meer mogelijk zijn eens het dossier doorverwezen is naar de correctionele rechtbank. Ook de huidige verjaringstermijnen, minimaal 6 maanden en maximaal 20 jaar, worden aangepast naar minimaal 1 jaar en maximaal 30 jaar. Dit blijft uiteraard afhangen van de minimale en maximale strafmaat die vasthangt aan een misdrijf.
De ministerraad keurde het wetsontwerp vandaag goed. Dit wordt nu ter advies voorgelegd aan het de Raad van State. Daarna, met eventuele adviezen in rekening gebracht, wordt dit wetsontwerp aan het parlement voorgelegd.
Vincent Van Quickenborne, minister van Justitie: “Zeer ernstige feiten van moord en roofmoord zouden nooit mogen verjaren omdat ze een dusdanig grote impact op de samenleving hebben. Verjaring is in dat geval niet te verantwoorden uit maatschappelijk oogpunt. Gerechtigheid moet blijvend kunnen geschieden in dit soort zaken. De samenleving verwacht dit van Justitie. Met dit wetsontwerp willen we dit mogelijk maken.”