22/02 — Na 150 jaar is er een nieuw Strafwetboek

De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft op 22 februari 2024 het nieuw Strafwetboek goedgekeurd. Ons land heeft zo voor het eerst sinds 1867 een volledig vernieuwd strafrecht. Het weerspiegelt de hedendaagse normen en waarden: wat we wel of niet toelaatbaar vinden, welke misdrijven de samenleving streng bestraft wil zien en hoe we met concepten als straffen en rehabilitatie omgaan. Naast een vereenvoudigde structuur werd er ingezet op een breder arsenaal om effectiever te straffen, een betere opvolging van daders met psychiatrische stoornissen, nieuwe strafbaarstellingen en strafverzwaringen voor onder andere intrafamiliaal geweld, seksueel geweld en terrorisme. Het nieuw Strafwetboek wordt binnenkort in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en treedt twee jaar na publicatie in werking, zodat Justitie en al haar partners de nodige tijd hebben om zich aan te passen.

De noodzaak van een nieuw Strafwetboek

Het Strafwetboek dat Justitie tot op vandaag hanteert, werd ingevoerd in 1867 en is grotendeels gebaseerd op de Code Napoléon uit 1810. Het hinkt al decennialang achter op de maatschappelijke normen. Heel wat bepalingen, begrippen en strafbaarstellingen weerspiegelen de negentiende-eeuwse moraal en zijn niet meer verenigbaar met wat de burger verwacht van Justitie. Eigendomsdelicten werden bijvoorbeeld in sommige gevallen strenger bestraft dan de aantasting van iemands fysieke integriteit. Wie een inbraak met diefstal en verkrachting pleegde, kon in theorie strenger gestraft worden voor de diefstal dan voor de verkrachting. Hier is reeds verandering in gebracht door de aanpassing van het seksueel strafrecht als voorafname op het nieuw Strafwetboek.

Ook de visie op straffen baadt in het oud Strafwetboek in een sfeer van vergelding en boetedoening. Aan elke inbreuk hangt een gevangenisstraf en geldboete vast, als oplossing voor alle soorten misdrijven. Nochtans is de wetenschap het er intussen over eens dat een gevangenisstraf niet altijd de meest effectieve straf is bij minder zware inbreuken. Het kan immers contraproductief werken, waarbij veroordeelden niet of minder rehabiliteren. Hierdoor wordt de samenleving er niet veiliger op.

Het feit dat het huidige strafwetboek zo gedateerd is, zorgt voor heel wat problemen in de praktijk. Zo zijn de misdrijven in het oud Strafwetboek opgedeeld in overtredingen, wanbedrijven en misdaden, maar is dit al lang voorbijgestreefd. Door het principe van de correctionalisering is het bovendien zo dat veel strafmaten die vermeld staan in het Strafwetboek, niet overeenkomen met de effectieve strafmaten die kunnen worden toegekend. Het komt de duidelijkheid van dit fundamenteel document niet ten goede.

Heel wat strafbaarstellingen zijn bovendien in onbruik geraakt en worden al lang niet meer vervolgd. Illustratief hiervoor zijn onder andere de inbreuken ‘het verstoren van de openbare orde in markten of graanhallen’, ‘het geven van een adellijke titel aan iemand die daar geen recht op heeft’ en ‘bedrog bij de keuze van monsters van munten om gewicht van goud, zilver en andere edelmetalen te bepalen’.

De voorbije anderhalve eeuw zijn steeds incrementele wijzigingen aangebracht aan het Strafwetboek. Het zorgde voor een lappendeken aan wetswijzigingen en nieuwe wetten om de verouderde regels bruikbaar te kunnen houden. Hierdoor is het strafrecht uitgegroeid tot een complex geheel dat zich zelfs door experts moeilijk laat ontrafelen, laat staan dat het vlot leesbaar is voor de burger.

Een werk van vele handen

Doorheen de Belgische geschiedenis zijn meerdere pogingen ondernomen om tot een nieuw Strafwetboek te komen. Zo werden wetenschappelijke commissies aangesteld in de periodes 1976-1979, 1983-1985, 2000-2003 en 2015. Bij die laatste poging onder toenmalig minister van Justitie Koen Geens werd door de Commissie tot hervorming van het Strafrecht, bestaande uit strafrechtexperten Joëlle Rozie, Damien Vandermeersch en Jeroen De Herdt, reeds een belangrijke basis gelegd. Bij het begin van de huidige regeerperiode werden de leden van de voorgenoemde expertencommissie opnieuw aangesteld door voormalig minister van Justitie Vincent Van Quickenborne. De experten werkten verder op hun eerder gelegde basis. Daarbij werden zowel Boek I, dat de algemene bepalingen van het strafrecht vastlegt, als boek II, dat de verschillende strafbepalingen behandelt, herschreven.

Dit resulteerde in wetsontwerpen over Boek I en Boek II die respectievelijk in mei en juli 2023 in tweede lezing werden goedgekeurd door de ministerraad. Vervolgens werden de wetsontwerpen ingediend in het federaal parlement. Na uitgebreide hoorzittingen en besprekingen werden Boeken I en II op respectievelijk 16 januari 2024 en 23 januari 2024 in tweede lezing goedgekeurd door de commissie Justitie van het federaal parlement.

Op 22 februari werden Boeken I en II samen goedgekeurd tijdens de plenaire zitting. Ook het wetsontwerp over de beveiligingsmaatregel, dat niet los kan worden gezien van het Strafwetboek, maakte deel uit van de stemming.

Exact twee jaar na publicatie in het Belgisch Staatsblad zal het nieuw Strafwetboek in werking treden.

Wat verandert er?

1. Opdeling in acht niveaus

Boek I van het Strafwetboek bevat de algemene bepalingen en rechtsprincipes. Boek II van het Strafwetboek bevat de opsomming van misdrijven. Er is gekozen voor een coherente structuur waarbij er niet langer een afzonderlijke straf voorzien is voor elke inbreuk. Er wordt namelijk gewerkt met acht strafniveaus die beschreven staan in Boek I. In Boek II worden de verschillende misdrijven gekoppeld aan de strafniveaus uit Boek I. 

Het uitgangpunt is meer straffen op maat en de gevangenisstraf als laatste redmiddel of ultimum remedium. De gevangenisstraf wordt niet langer beschouwd als oplossing voor alles, maar als één van de mogelijke straffen. Dit uit zich in de strafniveaus en in de soorten straffen die de rechter kan opleggen (zie infra).

Voor de feiten die onder niveau 1 vallen, de lichtste soort misdrijven, zijn gevangenisstraffen niet langer mogelijk. Dit gaat onder meer om smaad, laster, schending van het briefgeheim, onopzettelijke brandstichting, lichte vormen van vandalisme en meer. Dit zijn zaken waarvan de wetenschappelijke consensus aangeeft dat gevangenisstraffen geen nut hebben of zelfs meer schade teweegbrengen en de kans op recidive verhogen. Andere strafvormen kunnen er in deze gevallen beter toe bijdragen dat de onderliggende oorzaken bij de veroordeelde worden aangepakt en men niet hervalt in hetzelfde crimineel gedrag. De rechter moet zich bij deze misdrijven dus beroepen op bijvoorbeeld een werkstraf, een geldboete, een probatiestraf, een verbeurdverklaring en meer.

Ook bij misdrijven van niveau 2 zoals discriminatie, huisjesmelkerij, gewone diefstal, huisvredebreuk, schending van het geheim van het onderzoek, meineed en valsheid in geschrifte is de gevangenisstraf niet het uitgangspunt. Een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar behoort wel tot de mogelijkheden. Indien de rechter een gevangenisstraf oplegt, moet die motiveren waarom de doelstelling van rehabilitatie niet bereikt kan worden met een ander soort straf. De rechter dient erop toe te zien dat de gekozen straf zo effectief mogelijk is zodat de kans op recidive geminimaliseerd wordt.

Bij zwaardere feiten, gekoppeld aan de niveaus 3 tot en met 8, is de gevangenisstraf wel nog steeds de hoofdstraf.

Misdrijven van niveau 3, bestraft met celstraffen van 3 tot 5 jaar, zijn onder meer diefstal met geweld of bedreiging, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, witwassen en publieke omkoping.

Misdrijven van niveau 4, met celstraffen van 5 tot 10 jaar, zijn onder meer ontvoering, foltering, deelneming aan een criminele organisatie als leidend persoon, verheerlijken van terrorisme en illegale organenhandel.

Misdrijven van niveau 5, met celstraffen van 10 tot 15 jaar, zijn onder meer gewapende overvallen, gijzelingen en brandstichting in een pand waar de dader kan vermoeden dat er personen aanwezig zijn.

Misdrijven van niveau 6, met celstraffen van 15 tot 20 jaar, zijn onder meer het leiden van een terroristische groepering, verkrachting van een minderjarige en ecocide.

Misdrijven van niveau 7, bestraft met 20 tot 30 jaar opsluiting, zijn onder meer doodslag, seksueel geweld met de dood tot gevolg en foltering met de dood tot gevolg.

Misdrijven van niveau 8, de hoogste schaal, worden bestraft met levenslange opsluiting. Dit zijn onder meer feiten van moord, intrafamiliale doodslag, genocide en misdaden tegen de menselijkheid.

Verzwarende bestanddelen bij een misdrijf brengen een verhoging van het strafniveau teweeg. Het plegen van een misdrijf waarbij het slachtoffer minderjarig is, waarbij er gewonden vallen, doden vallen of het slachtoffer zich in een kwetsbare toestand bevindt, zijn enkele voorbeelden van verzwarende bestanddelen. Ter illustratie: het basismisdrijf verkrachting wordt bestraft met niveau 4, maar indien dit bijvoorbeeld wordt gepleegd ten aanzien van een minderjarige die ouder is dan 16 jaar, wordt dit bestraft met niveau 5. Indien dit wordt gepleegd ten aanzien van een minderjarige die jonger is dan 16 jaar of een kwetsbaar persoon, wordt dit bestraft met niveau 6. Indien de verkrachting de dood tot gevolg heeft, wordt dit bestraft met niveau 7.

Wanneer er sprake is van recidive, zijnde een tweede veroordeling voor dezelfde feiten, kan de strafmaat met een niveau worden verhoogd. Bij een aantal in de wet opgesomde gevallen, de meest ernstige misdrijven, zal de rechter verplicht zijn om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het gegeven dat de dader al eerder veroordeeld is geweest.

Daarnaast bestaan er ook verzwarende factoren. Dit zijn elementen uit het dossier die de rechter in overweging dient te nemen om een zwaardere straf uit te spreken binnen hetzelfde strafniveau.

2. Breder arsenaal om effectiever te straffen

De wetenschappelijke consensus is dat straffen op maat zorgt voor een betere rehabilitatie van daders en minder recidive. Zo is bijvoorbeeld uit een studie van VIAS gebleken dat verkeersovertreders die verplicht een vorming moeten volgen, 41% minder recidiveren. De rechter heeft dus meer mogelijkheden om te straffen op maat. Deze verschillende straffen kunnen zowel als hoofdstraf of als bijkomende straf boven op de gevangenisstraf worden opgelegd. Er zijn evenwel uitzonderingen, bijvoorbeeld bij moord of bepaalde gevallen van seksueel geweld, waarbij geen probatiestraffen, elektronisch toezicht of werkstraf kan worden opgelegd.

De werkstraf is breder toepasbaar gemaakt.  Er kunnen ook meer probatiestraffen worden opgelegd zoals bijvoorbeeld cursussen agressiebeheersing, opname in een afkickcentrum, werken met (verkeers)slachtoffers en andere. Van dit soort straffen is wetenschappelijk aangetoond dat ze daders effectiever tot inkeer brengen en de maatschappij beter beschermen tegen recidive. Daarnaast wordt ook de verplichte behandeling onder vrijheidsberoving ingevoerd, waarbij er geen toestemming van de beklaagde vereist is (zie punt 3.)

De rechter zal ook een geldboete op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde financieel voordeel kunnen opleggen. Dit is niet te verwarren met de reeds bestaande verbeurdverklaring.

Het toepassingsgebied van reeds bestaande bijkomende strafvormen zoals een beroepsverbod of een rijverbod wordt uitgebreid naar veel meer misdrijven. Deze bijkomende straffen kunnen worden opgelegd van zodra er een verband is met de feiten. Dit gaat om iemand die zijn beroep of voertuig misbruikte om een misdrijf te plegen. De rechter kan ook een sluiting van een inrichting uitspreken als straf.

Ook het toepassingsgebied van het verblijfs-, plaats- en contactverbod is uitgebreid naar alle soorten misdrijven.

3. Betere opvolging van daders met psychiatrische stoornissen

In het oud Strafwetboek wordt toerekeningsvatbaarheid op een binaire wijze benaderd. Ofwel wordt een dader toerekeningsvatbaar verklaard en kan hij of zij worden veroordeeld tot een (gevangenis)straf, ofwel is iemand ontoerekeningsvatbaar en wordt er overgegaan tot de internering.

Er zijn echter heel wat daders met psychiatrische stoornissen die onder geen van beide categorieën vallen. Hun toerekeningsvatbaarheid is verminderd, maar niet in die mate dat ze niet de strafrechtelijke gevolgen van hun daden moeten dragen. Daarom is de verplichte behandeling onder vrijheidsberoving als nieuwe straf opgenomen in het ontwerp van het nieuw Strafwetboek. Deze straf, bijvoorbeeld voor daders met onderliggende stoornis, vindt plaats in een gesloten forensische instelling.

Voor daders bij wie er wordt geoordeeld dat er na het uitzitten van hun gevangenisstraf nog steeds een groot recidiverisico zal bestaan, is er in het oud Strafwetboek het systeem van terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank voor een welbepaalde termijn. Dit betekent dat de strafuitvoeringsrechtbank kan beslissen om iemand langer in de gevangenis te houden of langer onder toezicht te plaatsen, zelfs al is de gevangenisstraf verstreken. De verplichte terbeschikkingstelling zal voortaan ook gelden bij verkrachting van minderjarigen naast de reeds bestaande categorieën.

Het systeem van terbeschikkingstelling zal op termijn, eens er voldoende aanbod is in het forensisch circuit, worden vervangen door het principe van de verlengde opvolging na strafeinde. Deze verlengde opvolging zet in op behandeling en moet uitgevoerd worden buiten de gevangenis maar in een gesloten instelling. De verlengde opvolging kan door een rechter worden uitgesproken bij misdrijven van niveau 3 of hoger en wordt verplicht in dezelfde gevallen als bij de terbeschikkingstelling.

Ook nieuw is de beveiligingsmaatregel, die een rechter kan opleggen boven op de gevangenisstraf én de terbeschikkingstelling (of later verlengde opvolging). De terbeschikkingstelling is immers telkens van bepaalde duur. De beveiligingsmaatregel is bedoeld voor moordenaars met psychopathische stoornissen of serieverkrachters voor wie op dit moment geen effectieve behandeling bestaat, maar ook niet onder de interneringscriteria vallen. Dit soort delinquenten houden bij vrijlating een hoog risico op recidive in. Indien zij vrij zouden komen loopt de samenleving ernstig gevaar. De beveiligingsmaatregel moet worden uitgevoerd in een gesloten psychiatrische inrichting zoals een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC). Het is de Kamer voor de Bescherming van de Maatschappij die oordeelt over de tenuitvoerlegging van de beveiligingsmaatregel. Zo wordt de samenleving extra beschermd.

Dit maakt deel uit van een afzonderlijk wetsontwerp met een onmiddellijke inwerkingtreding dat niet los kan worden gezien van het Strafwetboek en samen met Boeken I en II van het Strafwetboek werd goedgekeurd door de plenaire vergadering van het federaal parlement.

4. Nieuwe strafbaarstellingen en strafverzwaringen

De strafbaarstellingen en strafmaten zoals beschreven in Boek II zijn aangepast aan de hedendaagse waarden en normen.

In het nieuw seksueel strafrecht, het luik dat sinds 1 juni 2022 werd ingevoerd in het oud Strafwetboek, zijn de definities van verschillende vormen van seksueel geweld helder en scherp geformuleerd, zodat er geen verwarring of onduidelijkheid meer kan zijn. Toestemming ishet centraal begrip geworden en er is sprake van een misdrijf wanneer de toestemming ontbreekt. Deze kan op elk moment worden ingetrokken. Verouderde begrippen zoals ‘aanranding van de eerbaarheid’ zijn gemoderniseerd. Dit is bijvoorbeeld ‘aantasting van de seksuele integriteit’ geworden. Ook hier is de voorwaarde om van een misdrijf te kunnen spreken niet langer dwang of geweld, maar het ontbreken van toestemming. Definities werden gemoderniseerd, zoals voyeurisme, en er werden nieuwe begrippen toegevoegd zoals stealthing en spiking. 

De straffen voor seksueel geweld zijn bovendien opgetrokken. Onze samenleving wil seksueel geweld terecht streng bestraft zien. Verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 4, namelijk 5 tot 10 jaar celstraf. Voorheen was de strafmaat bepaald tussen 1 maand en 5 jaar celstraf. Verzwarende bestanddelen zoals onder andere opsluiting, intra-familiaal, minderjarigheid van het slachtoffer of kwetsbare toestand van het slachtoffer geven aanleiding tot een hoger strafniveau.

Deze visie op het strafrecht, waarbij misdrijven tegen personen als ernstiger worden beschouwd dan misdrijven tegen eigendommen, is verder doorgetrokken in de rest van het nieuw Strafwetboek. Zo wordt ook strenger opgetreden tegen intrafamiliaal geweld. De strafbaarstelling intrafamiliale doodslag is ingevoerd en is gelijkgeschakeld met moord en een straf van niveau 8. Voor diverse feiten zoals foltering, onmenselijke en onterende behandeling wordt de strafmaat, als strafverzwarend bestanddeel, steeds met een niveau verhoogd als dit plaatsvindt in een intrafamiliale context. Ook als het om een ex-partner gaat, is dit van toepassing. Partnergeweld kan ook zwaarder bestraft worden indien dit gebeurt in het bijzijn van een kind. 

Omdat discriminatie zich op heel veel verschillende manieren kan uiten, werd de discriminerende drijfveer als mogelijk verzwarende factor voorzien voor elk misdrijf. De reeds bestaande discriminatiegronden zoals onder meer huidskleur, geloof, handicap, geslacht, seksuele geaardheid of geslachtsverandering worden uitgebreid met onder meer genderidentiteit en genderexpressie.

Aanzetten tot zelfdoding is strafbaar geworden. De aanzetting kan zowel psychisch als materieel van aard zijn. Psychisch wanneer men bijvoorbeeld op iemand inpraat om hem of haar ervan te overtuigen zich van het leven te beroven of materieelwanneer men bijvoorbeeld weet dat iemand met suïcidegedachten kampt en bijvoorbeeld een wapen ter beschikking stelt. Dit wordt bestraft met een straf van niveau 2, maar er zijn opnieuw verschillende verzwarende bestanddelen zoals onder andere de minderjarigheid van het slachtoffer.

Ook terrorisme wordt strenger bestraft. Onder andere deelname aan een terroristische groep zal 5 tot 10 jaar celstraf (niveau 4) opleveren in plaats van 1 maand tot 5 jaar. Indien er deelgenomen wordt aan beslissingen binnen de terroristische groep kan dat tot 15 jaar cel (niveau 5) opleveren in plaats van 10 jaar. Ook op het voorbereiden van een terroristisch misdrijf zal een straf van niveau 5 staan in plaats van de huidige 5 jaar. De straf voor het aanzetten tot terrorisme – of het opleiden van mensen voor het plegen van een terreurdaad – wordt opgetrokken tot maximaal 15 jaar (niveau 5) in plaats van maximaal 10 jaar. Ook het verheerlijken van terrorisme is strafbaar gesteld kan een straf van niveau 4 opleveren. De algemene regel is bovendien dat de strafmaat consequent een niveau verhoogd wordt als de drijfveer bij een misdrijf terroristisch van aard is.

Geweld tegen mensen met een maatschappelijke functie wordt strenger bestraft. Dit gaat onder andere om politiemensen, hulpverleners, penitentiair beambten, dokters, zorgverleners, treinbegeleiders, buschauffeurs, advocaten, journalisten en andere beroepen met een openbare functie. Concreet worden misdrijven met een niveau hoger bestraft indien deze tegen een van hen gepleegd worden. Ook weerspannigheid met minstens 1 dag arbeidsongeschiktheid kan voortaan strenger worden bestraft. Hierbij wordt een straf van niveau 2 voorzien, wat tot 3 jaar celstraf kan opleveren. Indien de weerspannigheid gewapend is, is niveau 3 van toepassing en dus celstraffen tot 5 jaar. Dit werd reeds begin 2024 met onmiddellijke ingang ingevoerd in het oud Strafwetboek, waardoor het inmiddels van kracht is.

De bepalingen rond spionage en buitenlandse inmenging waren in het oud Strafwetboek hopeloos gedateerd. Begrippen zoals ‘in oorlogstijd’ en ‘de vijand’ zorgden ervoor dat sommige feiten van spionage en buitenlandse inmenging strikt gezien niet strafbaar zijn omdat ons land niet officieel in staat van oorlog is. De multipolaire geopolitieke realiteit is veel complexer geworden.  De artikelen zijn daarom in overeenstemming gebracht met de huidige internationale context. Op spionage en buitenlandse inmenging in vredestijd staan straffen van respectievelijk niveau 4 en niveau 3. Verzwarende bestanddelen zoals bijvoorbeeld corruptie of afpersing kunnen tot hogere straffen leiden. Het begrip inmenging werd verruimd tot de internationale betrekkingen, waardoor er geen discussie kan bestaan over clandestiene inmengingen in Europese instellingen op ons grondgebied of bij de NAVO. Ook het clandestien beïnvloeden van democratische processen in ons land, zonder medeweten van de overheid en met als doel de nationale belangen te beschadigen, zal vervolgd kunnen worden volgens de definitie van inmenging.

Andere nieuwe strafbaarstellingen zijn lijkschennis als nieuw misdrijf naast het reeds bestaande misdrijf grafschennis (niveau 2), binnendringen in voertuigen (niveau 2), het vervaardigen en verspreiden van pedofiliehandboeken (niveau 4), het overgooien van voorwerpen over de muren of afsluitingen van een gevangenis of gesloten instelling (niveau 2) en het uitrusten en bezitten van een voertuig met een verborgen ruimte (niveau 2 of 3). Ook deze twee laatste strafbaarstellingen zijn begin 2024ingevoegd in het oud Strafwetboek en inmiddels in werking getreden.

Majesteitsschennis zal in het nieuw Strafwetboek overigens geen celstraf meer kunnen opleveren. De definitie is gelijkgesteld met die van smaad tegen natuurlijke personen. De intentie om de koning smaad te berokkenen, moet dus aanwezig zijn om van een misdrijf te kunnen spreken. Het wordt bestraft met een straf van niveau 1.

5. Verdwenen uit het strafrecht

Strafbaarstellingen die in onbruik zijn geraakt of niet meer in overeenstemming zijn met onze hedendaagse normen, werden geschrapt uit het Strafwetboek. Zo werd in het nieuwe seksuele strafrecht sekswerk reeds gedecriminaliseerd. 

Ook feiten die vandaag de dag absurd lijken of waarvoor het onnodig lijkt om deze nog te bestraffen, zal men niet meer terugvinden in het Strafwetboek. Dit gaat bijvoorbeeld om het bevuilen van kledij, een adellijke titel geven aan iemand die daar geen recht op heeft, het verstoren van de openbare orde in markten of graanhallen, bedrog bij de keuze van monsters van munten om gewicht van goud, zilver en andere edelmetalen te bepalen, het bekend maken van de namen van mensen die zaken in onderpand geven aan de ‘Berg van Barmhartigheid’, militaire officieren die na hun carrière hun titel blijven gebruiken zonder er ‘gepensioneerd’ of ‘ere’ voor te zetten, het dragen van eretekens van een vreemde orde zonder toestemming van de koning en meer.

Verschillende zaken die vandaag in de praktijk reeds administratief of tuchtrechtelijk worden gesanctioneerd, verdwijnen eveneens uit de lijst met misdrijven. Denk bijvoorbeeld aan het verstoren van de nachtrust, bepaalde ambtsmisdrijven of het niet naleven van vormvereisten door griffiers.

6. Nieuwe regels voor rechtspersonen

Ook voor rechtspersonen gelden nieuwe regels in het nieuw Strafwetboek. Bij het opleggen van boetes wordt geen ingewikkeld systeem van omrekeningen meer gehanteerd. Dezelfde geldboetes opgenomen binnen de acht strafniveaus voor natuurlijke personen worden gehanteerd voor rechtspersonen. Geldboetes zijn in tegenstelling tot bij natuurlijke personen wel nog steeds als hoofdstraf van toepassing op rechtspersonen, maar naast deze geldboetes is er meer strafdifferentiatie mogelijk.

Naar analogie met de werkstraf voor natuurlijke personen, is ook voor rechtspersonen een dienstverleningsstraf voorzien. Dit gaat om een verplichting tot het verlenen van bepaalde diensten ten gunste van en als wederdienst voor de gemeenschap. Dit is bijvoorbeeld een verplichting om een bepaald gebied te saneren indien er sprake is van ernstige vervuiling. Eveneens is de probatiestraf toepasbaar op rechtspersonen en kan een onderneming dus voorwaarden moeten naleven. De rechter kan ook de sluiting van een inrichting of een verbod op bepaalde activiteiten opleggen.

7. Opdeciemen, afschaffing correctionalisering en positieve lijst voor assisen

De geldstraffen die in het oud Strafwetboek vermeld worden, waren niet rechtstreeks toepasbaar. Die moesten eerst omgezet worden van Belgische Frank naar de Euro en vervolgens vermenigvuldigd worden met opdeciemen, om de boetes aan te passen naar hedendaagse bedragen. In het nieuw Strafwetboek worden de bedragen correct weergegeven en is omrekenen niet langer nodig. In het oud Strafwetboek werd bovendien voorzien dat alle misdaden, zoals bijvoorbeeld moord, doodslag, verkrachting en poging tot doodslag, behandeld moeten worden door een assisenjury. Al snel werd hiervan afgeweken en werden bepaalde misdaden, bijvoorbeeld poging tot doodslag of verkrachting, herleid tot een wanbedrijf door het aannemen van verzachtende omstandigheden. Dit is de zogenoemde correctionalisering, een technische ingreep waardoor deze misdaden door een correctionele rechtbank behandeld worden. Het houdt echter in dat de strafmaten zoals beschreven in het Strafwetboek in niet overeenkomen met de werkelijke straffen. Om de werkelijke minimum- en maximumstraf te bepalen, moest men een complexe omrekentabel hanteren.

De achterhaalde opdeling van overtredingen, wanbedrijven en misdaden is daarom afgeschaft, net zoals het principe van de quasi automatische correctionalisering van misdaden. Om te bepalen welke zaken wel door het hof van assisen behandeld moeten worden, zal worden gewerkt met een positieve lijst. Het gaat om alle misdrijven binnen niveau 8 (zoals moord) en verschillende misdrijven uit niveau 7. De strafmaten die in het nieuwe Strafwetboek gehanteerd worden, zullen zo rechtstreeks toepasbaar en begrijpelijk zijn voor alle burgers.

Minister van Justitie Paul Van Tigchelt: “Er is jaren gewerkt aan het nieuw Strafwetboek en het is een werk van vele handen. Het is het sluitstuk van het contract dat we met elkaar afsluiten: waar we als maatschappij voor staan, wat er kan en wat er niet kan. Het huidig Strafwetboek is een verouderd huis geworden met veel koterijen. We vervangen het door een eenvoudig en coherent systeem met acht niveaus. Het nieuw Strafwetboek is ook een belangrijke stap vooruit voor slachtoffers, met strengere straffen voor inbreuken tegen de lichamelijke integriteit zoals seksueel geweld, intrafamiliaal geweld en terrorisme. We bouwen bovendien meer garanties in om de samenleving te beschermen tegen mensen met gevaarlijke psychiatrische problemen. En we vertrekken vanuit een wetenschappelijk inzicht in welke straffen het best werken.”

Perscontact

Sander Maenhoudt

Woordvoerder

sander@teamjustitie.be

+32 484 29 77 37