Het principe van de verruimde minnelijke schikking, in de volksmond ‘de afkoopwet’, wordt verstrengd en transparanter gemaakt. Dat heeft de ministerraad, op voorstel van minister van Justitie Van Quickenborne, afgelopen vrijdag beslist. Minnelijke schikkingen die getroffen worden tussen verdachten en het Openbaar Ministerie zullen voortaan in alle openbaarheid worden uitgesproken. Daarnaast zal er een bestuursverbod kunnen worden opgelegd.
Al sinds 1984 kan het Openbaar Ministerie een minnelijke schikking afsluiten met verdachten in strafzaken. Later volgden nog wijzigingen. Zo kan deze procedure sinds 2011 ook worden toegepast op gerechtelijke onderzoeken onder leiding van een onderzoeksrechter. Vanaf 2018 moet de overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en verdachte bekrachtigd worden door een rechter. Dit gebeurde nadat het Grondwettelijk Hof de regeling als ongrondwettelijk beoordeelde in een arrest, omdat deze buiten de rechtbank om getroffen wordt.
Een rechter gaat sindsdien na of de schikking proportioneel is, rekening houdend met de aard van de feiten. Na een eventuele weigering door de raadkamer kan het Openbaar Ministerie de minnelijke schikking aanpassen en opnieuw laten voorleggen, uiteraard na akkoord met de verdachte. De minnelijke schikking mag de maximale geldboete voor strafrechtelijke inbreuk, zoals voorzien in de strafwet, niet overschrijden. Voor feiten van bedreiging of feiten die de lichamelijke integriteit van het slachtoffer hebben aangetast, zoals onder andere diefstal met geweld, zedenfeiten of terrorisme, is verruimde minnelijk schikking niet mogelijk.
Fiscus en slachtoffers vergoed
Het principe van de verruimde minnelijke schikking wordt voornamelijk toegepast bij dossiers van complexe belastingfraude. Deze processen monden vaak uit in jarenlange tijdrovende procedureslagen, gezien er steeds discussie bestaat over de hoogte van de bedragen. Het legt heel veel beslag op de capaciteit op de middelen van het Openbaar Ministerie en de rechtbank, terwijl de uitkomst van zo’n proces vaak onzeker is. Eens het tot een veroordeling komt, bestaat de kans bovendien dat de verdachte persoon of rechtspersoon op dat moment reeds onvermogend is om een strafrechtelijke boete te betalen.
In zo’n geval kan het Openbaar Ministerie overwegen om een verruimde minnelijke schikking af te sluiten. Daarbij gelden verschillende voorwaarden: de ontdoken belastingen moeten voor de volle honderd procent terugbetaald zijn aan de fiscus zoals die laatste ze heeft geraamd. De fiscus moet dit attesteren. Indien ook burgerlijke benadeelden financiële schade leden, moeten zij eveneens vergoed zijn. Het opleggen van een verruimde minnelijke schikking laat het Openbaar Ministerie toe om haar middelen, tijd en personeel efficiënt en doeltreffend in te zetten. Minnelijke schikkingen moeten bovendien binnen de drie maanden worden betaald. Zo niet, moeten de verdachten zich alsnog voor de rechtbank verantwoorden.
Gedaan met de achterkamertjes
De verruimde minnelijke schikking wekt bij sommigen de indruk van een achterkamersfeer. Dit komt vooral doordat deze overeenkomsten onderling worden gemaakt en achter gesloten deuren worden bekrachtigd door de raadkamer. Bovendien moeten deze ook niet publiek bekend gemaakt worden. Daarnaast kan het voor sommigen de indruk wekken dat de regeling de verdachten kan toelaten om opnieuw aan de slag te gaan en gelijkaardige constructies op te zetten.
Minister van Justitie Van Quickenborne liet het systeem van de verruimde minnelijke schikking daarom analyseren door het College van procureurs-generaal, de Hoge Raad voor de Justitie en het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens. De minister werkte vervolgens een wetsontwerp uit om het principe van de verruimde minnelijke schikking transparanter en strenger te maken. Dit wetsontwerp werd afgelopen vrijdag goedgekeurd door de ministerraad. Na advies van de Raad van State wordt het ingediend bij het parlement.
Openbaarheid en bestuursverbod
Het gaat om twee ingrepen in de wetgeving. Ten eerste zal de overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte in alle openbaarheid moeten worden bekrachtigd in de raadkamer. Daarbij zullen de deuren van de raadkamer verplicht geopend worden, kunnen pers en publiek plaatsnemen in de zaal en wordt de overeenkomst bijgevolg bekendgemaakt.
Ten tweede voorziet het wetsontwerp dat het Openbaar Ministerie voortaan een bestuursverbod kan eisen bij het afsluiten van een verruimde minnelijke schikking. Hierdoor kan de verdachte voor een vastgelegde termijn geen vertegenwoordigingsfuncties meer uitoefenen binnen rechtspersonen, zoals die van bestuurder, zaakvoerder, vaste vertegenwoordiger, dagelijks bestuurder, lid van een directiecomité, lid van een directieraad of vereffenaar. De termijn van zo’n bestuursverbod bedraagt minimaal 3 jaar en maximaal 10 jaar.
In december keurde de ministerraad reeds een wetsontwerp van minister Van Quickenborne goed ter oprichting van een centraal register van bestuursverboden, een databank die door iedereen raadpleegbaar is. Hierdoor kan snel en eenvoudig worden gecontroleerd of iemand een bestuursverbod heeft. Wie een bestuursverbod negeert, riskeert een celstraf en geldboete. Bij het oprichten van een onderneming of het benoemen van een bestuurslid zal de consultatie van het register door de notaris bovendien verplicht zijn. Dit wetsontwerp wordt momenteel besproken in het parlement en de databank zal op 1 augustus 2023 operationeel zijn.
Vincent Van Quickenborne, minister van Justitie: “De verruimde minnelijke schikking kan heel nuttig zijn voor het Openbaar Ministerie om in complexe dossiers verdachten toch hun slachtoffers en fiscus te laten vergoeden en stevige bedragen te laten betalen, zonder in een ellenlange procedureslag te verzanden waar niemand iets aan heeft. Het principe stuit echter tegen de borst wanneer het lijkt wanneer sommigen hun veroordeling in alle stilte en zonder gevolgen willen afkopen. Dat veranderen we met dit wetsontwerp. Een verruimde minnelijke schikking moet in alle openbaarheid worden toegelicht. Het Openbaar Ministerie zal ook een bestuursverbod kunnen eisen.”